Voor de energietransitie en bijbehorende infrastructurele projecten is heel veel privaat kapitaal nodig. Institutionele beleggers staan in de rij.
BlackRock, ’s werelds grootste vermogensbeheerder, telde half januari $ 12,5 mrd neer voor de overname van infrastructuurfonds Global Infrastructure Partners. Het bevestigt de uitkomst van het onderzoek dat Patrizia jaarlijks uitvoert onder institutionele beleggers. Daaruit blijkt dat 60% zijn weging in infrastructuur dit jaar wil opvoeren, met een glansrol voor groene energie.
Ook Nederlandse beleggers azen op meer infra in de portefeuille, zoals pensioenbelegger APG en ING. Die laatste partij maakte de beleggingscategorie Private Markets eind vorig jaar ook toegankelijk voor vermogende particulieren, en daarvan maken investeringen in infrastructuur 20–30% uit. ‘We staan aan de vooravond van een supercyclus’, zegt Johan Kloeze, directeur Private Asset Management bij ING. ‘De energietransitie gaat voor een lange groeiperiode zorgen. Die wordt vooral gedreven door regulering en stimulering door overheden, zoals de Amerikaanse Inflation Reduction Act en de Green Deal in Europa.’ Voor de overgang naar een duurzame economie is veel kapitaal nodig. Als voorbeeld noemt Kloeze de noodzakelijke verzwaring van het Nederlandse elektriciteitsnetwerk. ‘Zoiets is niet alleen door overheden op te hoesten; daar is gewoon heel veel privaat geld voor nodig.’
En dat geld is er, aldus Ron Boots, hoofd Infrastructuur Europe bij APG Asset Management. De pensioenbelegger wil de komende jaren miljarden extra in deze asset class investeren (zie kader). ‘Overheden lopen tegen budgettekorten aan, terwijl er in de markt heel veel geld beschikbaar is. Dan kun je het beter samen doen.’
Tolwegen en luchthavens, daar denk je bij infrastructurele beleggingen mogelijk als eerste aan. APG belegt in beide assets, en ING was onlangs nog in het nieuws met zijn profijtelijke aandeel in de Noord-Hollandse Wijkertunnel. Maar de echte groei wordt toch vooral verwacht van ‘groen’. Ruim de helft van de investeerders die Patrizia ondervroeg, wil dit jaar meer beleggen in de transitie van fossiele naar hernieuwbare brandstoffen.
Dat geldt ook voor ING, dat op drie thema’s mikt. Om te beginnen dus de energietransitie met beleggingen in bijvoorbeeld waterkrachtcentrales, zonneparken en waterstofopslag en -transport. Een ander thema is deglobalisering, waaronder bedrijven vallen die zich toeleggen op energieveiligheid. En ten slotte data-infrastructuur, denk aan onder meer zendmasten en glasvezelnetwerken. Het aantrekkelijke van deze investeringen vindt Johan Kloeze dat zij dankzij zogeheten take-or-pay-contracten stabiele inkomsten genereren. Er wordt verdiend aan de infrastructuur zelf, niet aan hoeveel er getransporteerd wordt. Verhuur je bijvoorbeeld zendmasten, dan maakt het voor de verdiensten niet uit hoeveel MB’s die verzenden. Zulke beleggingen zijn dus nauwelijks conjunctuurgevoelig. Kloeze: ‘Bij deze kapitaalintensieve assets gaat het bovendien om zeer lange contracten. Eigenlijk zijn ze wel een tikkeltje saai, maar met equity-like returns en bond-like risks zeker interessant.’
Ook APG ziet vooral kansen in de energietransitie en digitalisering, waartoe ook telecomtorens en datacenters worden gerekend. Zo nam de investeerder de afgelopen jaren de duurzame energiebedrijven Groendus en Kenter over, samen met de Canadese pensioenbelegger Omers. Maar tolwegen zitten ook in de portefeuille, net als een luchthaven: Brussels Airport. Beide beleggingen zijn sterker afhankelijk van het economische tij en passen wat minder goed in het klimaatverhaal. Al draagt APG wel bij aan (enige) verduurzaming van de luchthaven met een eigen commissaris in de RvC, die bijvoorbeeld toeziet op lagere tarieven voor de schoonste vliegtuigen.
Infrastructuur heeft weinig concurrentie te duchten, ook dat vinden investeerders een pre. Anders dan in bijvoorbeeld het kantorenvastgoed, plaats je niet even een tweede waterkrachtcentrale of haven naast de eerste. Al zou je hierin ook een nadeel kunnen zien: je kunt met zo’n bezitting ook niet vertrekken als het je niet bevalt, bijvoorbeeld bij ongunstige regelgeving.
Analist Corné van Zeijl van vermogensbeheerder Cardano waarschuwt dat de inflatiebescherming die doorgaans als hét argument geldt om in infra te beleggen, niet altijd opgaat. En dan is die honkvastheid minder gunstig. Neem tolwegen: niet alleen kunnen die bijvoorbeeld last hebben van een pandemie, om maar iets te noemen, ook kunnen overheden morrelen aan afspraken. Van Zeijl verwijst naar Frankrijk, dat nu extra belasting op tol wil heffen. ‘Dat gaat de Franse tolbedrijven honderden miljoenen kosten. Weglopen kunnen ze niet. Hoe betrouwbaar zijn overheden, bijvoorbeeld bij een regeringswissel? Dat risico wordt bij al het enthousiasme wel eens opzijgeschoven, is mijn indruk.’
Een ander gevaar dat Van Zeijl ziet is slecht onderhoud van projecten. Als voorbeeld noemt hij het Britse drinkwaterbedrijf Thames Water, een investering die APG een paar jaar geleden van de hand deed. Het bedrijf bleek gebukt te gaan onder achterstallig onderhoud. ‘Dat nekt zo’n bedrijf. Als je het dan nog in portefeuille hebt, is dat een drama voor je rendement.’
Wisselvallige regelgeving probeert APG te ondervangen door samenwerking met overheden én door de oprichting enkele jaren geleden van de wereldwijde belangenorganisatie Global Investor Infrastructure Association (GIIA). Die komt in actie als overheden dreigen in te grijpen in concessies.
Voor ING zijn dergelijke risico’s reden om landen met instabiele regimes te mijden en zich voor infrabeleggingen te beperken tot projecten in Europa, de Verenigde Staten en de regio Azië-Pacific. Voor internationale investeringen raadpleegt de bank de in alternatieve beleggingen gespecialiseerde Amerikaanse vermogensbeheerder Brookfield Oaktree.
Die grote animo onder beleggers, schuilt daarin geen risico? Analist Van Zeijl: ‘Men is nu wel erg tuk op infrastructuur. Uit ervaring weet ik dat als een beleggingscategorie zóveel aandacht krijgt, je geen al te ruimhartige risicopremies meer hoeft te verwachten.’ Of dat een probleem is, is de volgens de analist de vraag. Deze investeringen met een horizon van tientallen jaren zijn immers niet zozeer gericht op een mogelijke verkoopwinst, maar op de onderliggende cashflow.
Toch moet de infrastructuurbelegger wel bedacht zijn op ‘luchtbellen’, vindt Ron Boots van APG. ‘Er is veel interesse voor infra en alle professionele partijen zitten onder hun streefgewicht, dus zij willen meer. Een paar jaar geleden zag je al dat bestaande windmolenparken te duur werden.’ Het mooie is volgens Boots wel dat in deze sector de investeringsbehoefte ook nieuwe vraag kan genereren. Namelijk bij overheden die zich bewust worden van de waardevolle bijdrage van marktpartijen aan complexe en kostbare projecten. En dan gaat het niet alleen om financiën, zegt Boots, maar ook om expertise. ‘Een goed voorbeeld is de Noord-Zuidlijn in Amsterdam, die ongeveer twee keer zoveel budget en tijd heeft gekost als begroot. Met meer input van professionele beleggers had dat heel anders kunnen gaan.’
Ook ING is niet bang dat het aanbod opdroogt. ‘Er is meer dan genoeg te beleven, de uitdagingen zijn zó ontzettend groot.’