De verschillen tussen inkomens in Nederland zijn niet extreem groot, vergeleken met andere Europese landen. Maar binnen Nederland zijn er wel behoorlijke verschillen. Vooral in ‘rijke gemeenten’ is de inkomenskloof relatief groot, blijkt uit een analyse van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), die woensdag werd gepubliceerd.
Economen gebruiken voor het meten van inkomensverschillen de zogenoemde Gini-coëfficiënt. Die heeft een waarde tussen de 0 en 1. Bij een waarde van 1 heeft één huishouden al het inkomen van een land en bij een waarde van 0 hebben alle huishoudens precies evenveel inkomen. Dus hoe lager de Gini-coëfficiënt hoe gelijker het inkomen van een land is verdeeld.
In 2022 bedroeg de Nederlandse Gini-coëfficiënt 0,28 en dat is iets lager dan in de voorgaande jaren. In 2019 piekte de Nederlandse Gini-coëfficiënt op 0,306.
Het gemiddelde voor de Europese Unie is een Gini-coëfficiënt van 0,296 en daar zit Nederland iets onder. Dit komt mede doordat er in Nederland relatief veel herverdeling van inkomen plaatsvindt via belastingheffing en uitkeringen. Zo wordt de AOW-uitkering gefinancierd door premie-heffingen op het inkomen van werkenden die nog geen AOW ontvangen, wat neerkomt op een herverdelingseffect.
Ongelijkheid inkomen in rijke gemeenten
Het CBS heeft ook gekeken naar de inkomensongelijkheid per gemeente. Opvallend is dat die relatief groot is in enkele van de rijkste gemeenten van Nederland. Dan gaat het om gemeenten als Bloemendaal, Laren, Blaricum en Wassenaar.
Zo bestaat de top 10 van gemeenten met de hoogste Gini-coëfficiënt uit:
- Bloemendaal: 0,54
- Laren: 0,49
- Blaricum: 0,49
- Wassenaar: 0,48
- Wageningen: 0,41
- Delft: 0,38
- Amsterdam: 0,38
- Gooise Meren: 0,36
- Amstelveen: 0,36
- Terschelling: 0,36
bron: CBS, 2022
De gemeenten met de minste inkomensongelijkheid is volgens de cijfers van het CBS Pekela, wat ook één van de minst welvarende gemeenten van het land is.