Leestijd van ongeveer 1 minuut
Bij de ramp met vlucht MH17, die exact tien jaar geleden werd neergeschoten boven Oekraïne, kwamen destijds ook drie Nederlandse accountants en hun familieleden om het leven.
De Boeing 777 van Malaysia Airlines werd op 17 juli 2014 boven het oosten van Oekraïne neergeschoten, waarbij alle 283 passagiers en vijftien bemanningsleden omkwamen. Onder de slachtoffers waren 196 Nederlanders.
Aan boord van het ramptoestel waren ook drie registeraccountants: Erik van Heijningen, met zijn vrouw en zoon, Ingrid van der Meer-Meijer en haar drie dochters en Miranda Kotte-Smolders met haar man en zoon. Ze behoorden tot de 298 slachtoffers van de aanslag op het vliegtuig, dat op weg was van Amsterdam naar Kuala Lumpur.
Na de vliegramp volgden jarenlange onderzoeken naar de oorzaak en de verantwoordelijken, rechtszaken en procedures. In 2022 werden twee Russen en een Oekraïner door de rechtbank Den Haag bij verstek veroordeeld tot levenslang, voor hun aandeel in het neerhalen van het vliegtuig.
Het neerhalen van vlucht MH17 leidde ook tot miljoenen euro’s aan overheidskosten. Op verzoek van het kabinet deed de Algemene Rekenkamer daar onderzoek naar. In februari 2024 bleek dat de overheid tot en met 2020 al meer dan 166 miljoen euro aan kosten heeft gemaakt na de MH17-ramp. Dat bedrag zal nog verder oplopen, verwacht de rekenkamer.
De hoogste uitgaven voor de overheid betroffen het onderzoek naar de toedracht van de crash door de Onderzoeksraad voor de Veiligheid en het strafrechtelijk opsporingsonderzoek door het Joint Investigation Team, samen 53 miljoen euro.
De nationale herdenking van de ramp met het vliegtuig vindt op 17 juli plaats bij het Nationaal Monument MH17 in Vijfhuizen. Bij de herdenking zijn verschillende regeringsleiders en ambassadeurs aanwezig.