De accountants van de toekomst moeten niet alleen uitvoerders zijn, maar ook innovatieve denkers en leiders op hun vakgebied. Daarom moet wetenschappelijk onderzoek in de universitaire accountantsopleiding centraal staan.
Willem Buijink en Gerard Mertens
Het is nog niet duidelijk wat er met het accountantsopleiding-advies van de Expertgroep Educatie gaat gebeuren. Wel is er nu een NBA-werkgroep die aan de slag gaat met het beroepsprofiel van de accountant. Het is te verwachten dat deze werkgroep ook al naar de inhoud van het accountantsonderwijs zal kijken. Daarom is het goed om onze eerdere opinie hierover aan te vullen.
In die eerdere opinie prezen wij de aanbeveling van de Expertgroep om de zeggenschap over de inrichting van de universitaire accountantsopleiding terug te geven aan de universiteiten, onder toezicht van de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO), en weg te halen bij de Commissie Eindtermen Accountantsopleiding (CEA).
We gaan nu wat dieper op de inhoud in en laten zien hoe de betrokken universitaire vakgroepen en opleidingscommissies de universitaire accountantsopleiding het best kunnen invullen. Voordat we dit doen echter eerst nog drie kanttekeningen bij het Expertgroep-advies:
Terug naar onze hoofdvraag: Hoe moeten de universitaire accounting-vakgroepen en de betrokken opleidingscommissie de inhoud van deze opleidingen vormgeven?
In onze bijdrage aan het Nyenrode Liber Amicorum voor Ruud Vergoossen doen we een voorstel. Universiteiten willen dat afgestudeerden, na het behalen van de mastergraad, in hun beroepsuitoefening buiten de universiteit ‘wetenschappelijke kennis’ blijven exploreren en gebruiken. Dat wordt uitgelegd in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, in artikel 1.1., lid c: “[Er] … wordt verstaan onder … wetenschappelijk onderwijs: onderwijs dat is gericht op de voorbereiding tot de zelfstandige beoefening van de wetenschap of de beroepsmatige toepassing van wetenschappelijke kennis.”
De simpele eis die daarom aan het universitaire accounting-curriculum moet worden gesteld, is dat afgestudeerden (bachelors en masters) de literatuur in wetenschappelijke tijdschriften (en handboeken) over accounting en accountantscontrole fenomenen kunnen ‘hanteren’ in hun werk, dat ook daadwerkelijk doen en blijven doen. Wetenschap dient dus centraal te staan in een universitair accounting curriculum.
De invulling van het universitaire accounting-curriculum volgt dan eenvoudig. De wetenschappelijke accounting- en accountantscontrole-literatuur maakt gebruik van gedragswetenschap om accounting- en accountantscontrole-fenomenen, inclusief de relevante instituties, te bestuderen.
Daarbij worden vooral de gedragswetenschappen, micro-economie en psychologie gebruikt. Het is dus heel goed mogelijk om het wetenschapsgebied accounting en accountantscontrole te zien als toegepaste economie of toegepaste psychologie.
Verder maakt die literatuur gebruik van statistiek (parametrisch en niet parametrisch; klassiek en Bayesiaans; beschrijvend en causaal) en de bij die statistiek behorende onderzoeksopzetten, onderzoeksmateriaal (interviews, surveys, experimenten en gegevensbestanden) en programmeerkennis.
Dat wil zeggen: beweringen over accounting- en auditing-fenomenen in wetenschappelijke literatuur worden zorgvuldig onderbouwd met gedragswetenschap. In dat onderzoek worden de beweringen vervolgens zorgvuldig en repliceerbaar getoetst.
Zorgvuldig beschrijvend onderzoek wordt overigens ook als waardevol gezien in de wetenschappelijke literatuur. Daarnaast is er ook wiskundig accounting-onderzoek.
Welke universitaire curricula leveren afgestudeerden af die met de wetenschappelijke accounting- en accountantscontrole-literatuur overweg kunnen?
Dat zijn de economie-opleidingen en psychologie-opleidingen (Bachelor en Master). Die behandelen voldoende economie, psychologie en onderzoeksmethoden (met de daarbij behorende statistiek, wiskunde en programmeerkennis) om de wetenschappelijke accountancy-literatuur te kunnen gebruiken.
Ook andere universitaire curricula, waaronder de bètarichtingen, leveren voldoende kennis op over onderzoeksmethoden, maar niet over gedragswetenschap.
Een speciaal geval vormen de universitaire Bachelor-curricula Bedrijfseconomie en Bedrijfskunde. Die zouden voldoende economie en psychologie, alsook onderzoeksmethoden en technieken kunnen bevatten, maar dat is momenteel niet het geval.
De verschillende universiteiten kunnen dus kiezen voor een accounting-curriculum met economie of met psychologie als basis. Natuurlijk geldt dat accounting en accountantscontrole vooral in een ‘economische’ omgeving plaatsvinden. Daarom lijkt een ‘economie’ basis voor het accounting curriculum toch te verkiezen. Dat geldt zeker voor de universitair opgeleide toekomstige externe accountants (‘wettelijke auditors’). Voor hen moet rekening gehouden worden met de vakkenlijst in artikel 8 van de Auditing Richtlijn. Die lijst heeft een duidelijke ‘economie’ inslag. Een universitair psychologie-curriculum bevat natuurlijk geen economievakken.
Accounting- en accountantscontrole-fenomenen ‘uiten zich’ als het gebruik van administratieve technieken. Behandeling op hoog conceptueel niveau van boekhouden, interne en externe financiële verslaggevingsregels en interne en externe accountantscontrole-regels, moet ook een plaats in het curriculum innemen, net als de bestudering van accounting- en auditing-instituties. Dat moet dan steeds gebeuren gebaseerd op economisch (of psychologisch) wetenschappelijk onderzoek daarover.
Een belangrijke implicatie van het bovenstaande verdient ook nadruk. Het is een slecht idee om universitair en hogeschool accounting samen te voegen, zoals de CEA (de facto de NBA) sinds haar ontstaan geprobeerd heeft. Hogeschoolopleidingen hebben wetenschap niet als oogmerk.
Vanuit de gedachte dat wetenschap centraal dient te staan kan een robuust en toekomstgericht accountant curriculum worden ontwikkeld dat niet alleen de eisen van vandaag vervult, maar ook de accountants van morgen, in alle beroepsprofielen waarvoor een universitaire opleiding gevraagd wordt, voorbereidt op een dynamische en steeds veranderende wereld. Ter illustratie: vakken als wiskunde, statistiek en programmeerkennis vormen ook een basis voor data-analyse en dus voor nieuwe vaardigheden die de inzet van AI mogelijk maken, zoals Machine Learning en Large Language Models.
Resumerend is onze stelling: door universiteiten de ruimte te geven om het accountant-curriculum te baseren op wetenschappelijke literatuur, zal de kwaliteit en relevantie van de accountantsopleiding worden gewaarborgd. Wetenschappelijk onderzoek moet centraal staan, zodat de accountants van de toekomst niet alleen uitvoerders zijn, maar ook innovatieve denkers en leiders in hun vakgebied worden.